Architectuurkritiek in Vlaanderen sedert Geert Bekaert.
Het startschot voor deze avond werd gegeven door Dirk De Meyer. Met trots verwelkomde hij zijn gasten in de bibliotheek van Vakgroep Architectuur en Stedenbouw. De bibliotheek als een forum voor ontmoeting en discussie, te midden van een grote collectie boeken geschonken door Geert Bekaert zelf, was de uitgesproken plek voor architectuurkritiek.
Geert Bekaert lag aan de basis van een ruimere blik op architectuur in Vlaanderen sedert jaren ’60. Hij heeft het kritisch duiden van architectuur een publieke rol toegemeten door dit multimediaal toegankelijk te maken. Dit was het vertrekpunt van Christophe van Gerrewey als een historische inleiding, een hommage. De grote invloed van Bekaert was te wijten aan zijn gebruik en inzet van verschillende media om architectuur en architectuurkritiek tot bij het volk te brengen. Naast tentoonstellingen, lezingen en congressen, zette hij ook sterk in op televisiefilms, boeken, tijdschriften en kranten om architectuur toegankelijker te maken. Met het boek ‘In een of ander huis’ nam hij afstand van kerkenbouw en ging op zoek naar de sacrale ruimte thuis. Zijn documentaires met Jef Cornelis brachten de afwezigheid van ruimtelijke planning binnen in elke huiskamer. Maar zelf vond hij architectuurwedstrijden als het middel bij uitstek om architectuurkritiek een plaats te geven. Een wedstrijd stond toe om de ene architectuur tegenover de andere te plaatsen. Om architecten uit hun ivoren toren te halen en te confronteren met het maatschappelijke dat zij uit het oog zijn verloren.
Nadien nam Lara Schrijver, docente architectuurkritiek ons mee doorheen de ontwikkelingen van de laatste decennia, met de vraag of vergelijkbaar architectuurkritiek vandaag nog bestaat? Teksten, beelden en meningen over architectuur zijn overal te zien. Websites, blogs, platforms en interest groups ventileren voortdurend hun ideeën en controverses met betrekking tot de gebouwde omgeving. Professionals en amateurs genereren een niet aflatende informatiestroom over projecten en gebouwen. Maar die snelheid en efficiëntie van kritiek is zeer eenzijdig en mist dieptegang. Het zijn vaak teksten en nota’s van de architecten zelf die bewerkt of herkauwd worden. Die acuutheid zou meer opiniërend, maar ook alternerend moeten zijn. Een leek zou bij de hand genomen moeten worden om het complexe proces van architectuur te ontrafelen en vragen te stellen. De openheid om te kijken wat er werkende is, de symbolische ladingen, maatschappelijk betekenis en psychologische binding vragen om communicatie. Deze ingrediënten vormen de basis voor architectuurkritiek. De vraag moet gerezen worden welke rol de architect en/of bouwheer willen nemen in deze periode van ruis en snelheid.
Tijdens en na het gesprek werd het internet afgestempeld als de spook in de kamer. De traagheid van dialoog en de materiële media maken plaats voor een snelle monoloog op het computerscherm. De bibliotheekmachine uit de hand van oud studenten Kersten Geers en David Van Severen is alleszins een ode aan traagheid en dialoog. Maar de vraag die in de lucht bleef hangen is hoe architectuurkritiek een verbanning naar de ivoren toren, door de spook van deze tijd, kan voorkomen? Want de spook is niet kritisch.